Het klinkt in eerste instantie gek, maar u kunt aansprakelijk worden gehouden voor de schade van een ander zonder dat u zelf onrechtmatig heeft gehandeld. Ik heb het dan over de zogenaamde kwalitatieve aansprakelijkheden. Deze aansprakelijkheden vallen uiteen in twee typen aansprakelijkheden: de aansprakelijkheid voor personen (bijvoorbeeld voor gedragingen van kinderen en gedragingen van ondergeschikten) en de aansprakelijkheid voor zaken (bijvoorbeeld voor opstallen en roerende zaken). Een gedachte achter de kwalitatieve aansprakelijkheden is de bescherming van het slachtoffer die schade lijdt.
Een aantal van deze aansprakelijkheden kunnen ook weer worden verlegd. Bij de verlegging van deze aansprakelijkheden sta ik in dit blog stil. Ook ga ik in op een recente uitspraak van de rechtbank Rotterdam over de verlegging van een van de aansprakelijkheden.
Verlegging aansprakelijkheden
In het geval van de aansprakelijkheid voor dieren, zaken en opstallen kan er sprake zijn van een verlegging van de aansprakelijkheid.
“Worden de […] zaken, opstallen of dieren gebruikt in de uitoefening van een bedrijf, dan rust de aansprakelijkheid […] op degene die dit bedrijf uitoefent, tenzij het een opstal betreft en het ontstaan van de schade niet met de uitoefening van het bedrijf in verband staat.”[1]
Het gaat hierbij aldus om een verlegging van de aansprakelijkheid naar de bedrijfsmatige gebruiker. Blijkens een uitspraak van de Hoge Raad uit 2011 kan het begrip ´bedrijfsmatige gebruiker´ ruim worden uitgelegd. Essentieel is wie dat de zeggenschap heeft over de zaak, de opstal of het dier.[2] Vermeldenswaard is daarnaast dat niet zowel de bezitter van de zaak, de opstal of het dier als de bedrijfsmatige gebruiker dan aansprakelijk zijn te houden. Het gaat om een verlegging en niet om een cumulatie.
De Hoge Raad is in 2010 bovendien ingegaan op de toepassing van het slot “tenzij het een opstal betreft en het ontstaan van de schade niet met de uitoefening van het bedrijf in verband staat”.[3]Volgens de Hoge Raad moet er een functioneel verband bestaan tussen het ontstaan van het gebrek van de opstal en de bedrijfsuitoefening om te kunnen spreken van een verlegging. Uit een uitspraak van de Hoge Raad uit 2017 vloeit verder nog voort dat het hiervoor bedoelde slot ook niet te streng moet worden geïnterpreteerd. Er is wel voldoende ruimte om de aansprakelijkheid te verleggen naar de bedrijfsmatige gebruiker.[4]
Uitspraak rechtbank Rotterdam
Na deze dosis theorie ga ik graag in op de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, zodat u ook een concreet voorbeeld heeft. Wat is er gebeurd? Een vrouw nam deel aan een training/les in een manege. Deze vrouw liep letsel op nadat zij van een paard viel. De manege was ten tijde van het ongeval niet de bezitter van het paard nu de manege alleen voor een proefperiode de beschikking had over het paard. De manege was wel de bedrijfsmatige gebruiker. Het paard werd namelijk in feite als lespaard in de manege gebruikt.[5]
Tot slot
In principe is de bezitter van een zaak, een opstal of een dier aansprakelijk voor de schade die wordt geleden door de zaak, de opstal of het dier. Dit is echter niet altijd het geval. Deze aansprakelijkheden kunnen namelijk worden verlegd naar de bedrijfsmatige gebruiker van de zaak, de opstal of het dier. Het hangt uiteraard wel van de omstandigheden van het concrete geval af of dat deze aansprakelijkheden ook daadwerkelijk kunnen worden verlegd.
Heeft u letsel opgelopen door een ongeval en wenst u hulp bij het verhalen van uw schade? Neemt u dan gerust geheel vrijblijvend contact met ons op via 0800 667 84 66 of via info@nm-letselschade.nl. Met de juiste kennis en ervaring helpen wij u graag verder.
Dit blog is geschreven door mr. E.W. (Elise) van Kempen, NIVRE-re, werkzaam bij NostimosMooyman.
[1] Artikel 6:181 lid 1 BW.
[2] HR 1 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1475 (Loretta).
[3] Artikel 6:181 lid 1 BW.
[4] HR 24 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3016; HR 26 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9757 (DB/Edco); Kolder en Oldenhuis in GS Onrechtmatige daad, art. 6:181 BW, aant. 4.4.4.2 (actueel t/m 16 juni 2023).
[5] Rb. Rotterdam 19 december 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:12924, r.o. 1.1, 3.6, 5.3, 5.4 en 5.9.