Inleiding
In deze beschikking oordeelt de rechtbank over kosten van vervanging in de situatie van een boerderij zonder economische opbrengst. Volgens de rechtbank betreffen de kosten van vervanging kosten ter beperking van immateriële schade, die op grond van art. 6:96 lid 2 BW als vermogensschade moeten worden vergoed.
Feiten
In 2013 werd een alleenstaande vrouw als fietser aangereden door een auto. Univé erkende aansprakelijkheid. De vrouw liep knieletsel op. Zij werd daardoor in haar werkzaamheden beperkt. Zij exploiteerde zelfstandig een boerderij -waarop zij was geboren en getogen- met 6 hectare land, 8 koeien, 35 geiten, 7 schapen, 50 kippen, 40 Kaapse loopeenden en een groentetuin. Voor vervanging schakelde zij een kennis in, die 20 uur per week hulp bood, tegen vergoeding van in totaal € 8.000,- per jaar. Een arbeidsdeskundige becijferde dat marktconforme vergoeding van derden in totaal een bedrag van ruim € 24.000,- per jaar zou kosten. Univé stemde enkel in met vergoeding van een weidesleep en een zitmaaier, met als voornaamste argument dat de vervanging via een immateriële schadevergoeding zou moeten worden vergoed. De vrouw vorderde volledige vergoeding van de kosten, als vermogensschade, zoals door de arbeidsdeskundige was berekend.
Beoordeling
De rechtbank wijst op het verschil tussen vermogensschade en ander nadeel. Het verschil is belangrijk, omdat vermogensschade in beginsel voor volledige vergoeding in aanmerking komt en ander nadeel uitsluitend voor zover dat billijk is. Het onderscheid is niettemin onscherp, omdat sommige posten, zoals in dit geval de kosten van derden, zowel tot de ene als de andere categorie kunnen behoren.
Uitgangspunt is dat de benadeelde zoveel mogelijk wordt teruggebracht in de situatie waarin zij zou hebben verkeerd zonder ongeval. Dat betekent echter niet zonder meer dat alle vervangingskosten moeten worden vergoed. Van een economisch rendabel boerenbedrijf is geen sprake en de vrouw verrichtte geen loonvormende arbeid. Dat zij haar werkzaamheden zag als ‘werk’ en niet als hobby, maakt dit niet anders. Verder acht de rechtbank relevant dat de kosten van derden niet worden gemaakt met het oog op verbetering van haar lichamelijke toestand.
De rechtbank ziet de vervangingskosten als vermogensschade, meer specifiek als kosten ter beperking van de immateriële schade van de vrouw. De boerderij was haar levensdoel en de rechtbank neemt aan dat zij de kosten voor vervanging moet maken ter voorkoming van (verdere) geestelijke pijn, door onder meer verlies van haar zelfstandigheid en de werkzaamheden op de boerderij. Daardoor is de vergoeding begrensd, omdat die uit haar aard niet hoger kan zijn dan de immateriële schade. In zoverre doet het onderscheid dus niet ter zake.
Uitspraak
Alles overziende bepaalt de rechtbank de vergoeding op een totaalbedrag van € 50.000,-.
ECLI:NL:RBDHA:2017:6086
Wilt u meer weten over rechtspraak rondom letselschadecasussen?
Of eens vrijblijvend met een letselschadedeskundige van gedachte wisselen?